Le Marche – Het onbekende Italië

Le Marche – Het onbekende Italië

Door prof. Michael Hoyer

Le Marche – wel eens van gehoord…? Wat zeg je: Le Marche…? Jazeker – Toscane, Lombardia (Lombardije), Umbria (Umbrië) – deze Italiaanse streken zijn bekend… Maar Le Marche…?

Le Marche (de Marken) is een streek waarvan je niet zou denken dat de bergen hier (Sibillini-gebergte) meer dan 2400 meter hoog zijn. Er zijn nationale parken zonder verbodsborden langs de stukken met steenslag, je ziet er alleen aanwijsborden waarop staat dat er alleen op de wegen mag worden gereden, en dit dient strikt te worden nageleefd, omdat het door de bospolitie ook wordt gecontroleerd. Prachtige offroadtrajecten zijn hier te vinden, voor een deel te midden van een fantastisch decor en veel middeleeuwse dorpjes die op hellingen werden gebouwd, en talrijke kerken (o.a. in Assisi) die kunnen worden bezichtigd.

Le Marche, een streek in het oosten van Italië, ligt tussen de Apennijnen en de Adriatische Zee. De hoofdstad Ancona is een havenstad aan de Riviera del Conero, een gebied dat wordt gekenmerkt door zandbaaien, kalksteenklippen en middeleeuwse dorpen. In Pesaro werd de beroemde operacomponist Rossini geboren. In het binnenland vindt men versterkte bergnederzettingen en de door gletsjers gevormde dalen van het nationale park Monti Sibillini. Al in 2005 schreef de krant "New York Times" een beroemd geworden artikel met de titel: "Is Le Marche the next Tuscany?" (Is Le Marche het volgende Toscane?) Destijds was Le Marche voor de meeste toeristen uit het buitenland een nog onbekende streek in Italië. Misschien kende men enkele plaatsen langs de kust zoals Pesaro en Fano of de havenstad Ancona, om vanaf daar met de veerboot naar Kroatië te varen. Anderen hadden weleens gehoord van de renaissancestad Urbino, maar verder was het niet bekend.

Ook voor de Italianen was Le Marche (de streek heeft in het Italiaans de meervoudsvorm "de Marken", wat uniek is voor Italië: het begrip "marken"” kwam voort uit de benaming "mark" voor een grensgebied van het Heilige Roomse Rijk) eigenlijk vaak alleen maar een streek waar men doorheen reed op weg naar het zuiden. „In Milaan denkt men dat deze regio aan de grens met Afrika ligt, in Palermo vermoedt men dat de streek in de buurt van Zwitserland ligt“, schreef de Italiaanse reisauteur Guido Piovene in 1957 over Le Marche.

De regio Le Marche is "molto italiano". Er zijn heel veel kleine winkeltjes waarin men zijn inkopen kan doen, alles gaat hier zonder veel hectiek. Afgezien van de steden is het hier heel eenzaam, ook op de asfaltwegen en op de steenslagpaden komt men nauwelijks mensen tegen.

Al heel lang had ik mijn zinnen gezet op dit juweel in het midden van Italië. In de late herfst van 2021 was het dan eindelijk zo ver. Met mijn goede vriend Jürgen ging ik op weg naar het grensgebied tussen Le Marche en Umbria – naar Sarnano. Toeristisch gezien is Le Marche eerder een soort niemandsland in Italië. En toch zijn hier veel heel gezellige en mooie accommodaties en hotels. Ons onderkomen voor de komende week was hotel "Terme" in deze historische stad. Het hotel ademt de charme van de jaren 60 van de vorige eeuw en is qua Italiaanse flair niet te overtreffen.

Na een heel vermoeiende rit hiernaartoe – het is altijd nog meer dan 900 kilometer vanaf ons vertrekpunt in het Zwarte Woud – rangeerden we onze enduro's uit de aanhanger, parkeerden de auto en smeedden bij een pizza en een heerlijk glas rode wijn plannen voor onze offoadtochten door Le Marche en Umbria.

Direct de volgende dag hadden we stralend weer. Het was koud, de boordthermometer van mijn reisgenoot – een Africa Twin Adventure Sports met Touratech-suspension – gaf een frisse 2 graden aan. Maar het was in ieder geval PLUS 2 graden – de komende dagen zou de thermometer ook nog minusgraden aangeven. In een vlot tempo verlieten we Sarnano naar het Sibillini-gebergte.

Via een bergweg met veel bochten die echter heel goed was uitgebouwd, naderden we onze eigenlijke bestemming, het kleine plaatsje Castelluccio. Nadat we het hoogste punt van de bergpas waren gepasseerd, keken we uit op een uitgestrekte hoogvlakte die uitgestorven scheen, en het leek wel of we in een andere wereld waren. Je zou bijna kunnen zeggen dat het hier om een maanlandschap ging, alleen dan begroeid, en met aan de horizon een kleine stad op een heuvel. Hier boven, op een hoogte van 1452 meter, waren we heel blij dat we onze Compañero-motorpakken aan hadden. Het concept van het innovatieve motorpak van Touratech is precies voor zulke weersituaties gemaakt. Dankzij het twee lagen-concept blijft het binnenin lekker warm. De wind blies behoorlijk sterk, zodat ik tijdens de fotosessie zelfs mijn helm graag ophield en m'n handschoenen aan – zó koud was het. Een blik op de thermometer zei genoeg...: min 4 graden.

Het Sibillini-gebergte is een droom om in motor te rijden. Achter elke bocht wacht een nieuw, overweldigend bergpanorama. In de late herfst zijn hier zo goed als geen toeristen, en zo waren we echt blij dat we 's middags in de oergezellige taverna in Castelluccio nog een heerlijke "Zuppa di Farro" geserveerd kregen, een smakelijke speltsoep die wordt gezien als specialiteit van deze streek.

Heerlijk verzadigd reisden we verder door deze sprookjesachtige bergwereld naar Lago di Fiastra. We maakten de ene na de andere fotostop en kregen maar geen genoeg van deze schilderachtige natuur. Tot nog toe hadden we alleen asfalt onder de wielen – en we waren echt blij dat er toen steenslag onder de noppenbanden kwam. Er wordt gezegd dat de route naar Lago di Fiastra extreem veel uitzichtpunten en vergezichten kent. Helaas zagen we zo goed als helemaal niets. Het Sibillini-gebergte was gehuld in dichte mist en we tuften met onze enduro's door een spookachtige bergwereld. Toen we onze bestemming, Lago Fiastra bereikten, begon het zelfs licht te regenen.

We gaven vol gas en haastten ons terug naar ons gezellige hotel in Sarnano, waar we ons na uitgebreid en lang heet douchen weer met een heel belangrijk onderwerp bezighielden: Italiaanse pasta en erg lekker druivennat.

We bevonden ons in het grensgebied tussen Le Marche en Umbria. Zo pendelden we steeds weer tussen deze twee streken – zonder dat we het werkelijk merkten. De volgende tocht begon in Borgo Cerreto in de buurt van Spoleto.

Deze streek is in 2016 op droevige wijze beroemd geworden. Een zware aardbeving met een kracht van 6,2 op de schaal van Richter trof destijds, op woensdag 24 augustus, de Italiaanse provincies Umbria, Le Marche, Lazio en Abruzzo. Het epicentrum lag in de buurt van de stad Norcia, niet ver van Spoleto. De aardbeving maakte enkele duizenden mensen dakloos. In totaal eiste deze natuurramp bijna 300 dodelijke slachtoffers. De regio Le Marche en Umbria heeft zich tot op de dag van vandaag niet van deze aardbeving hersteld. In alle steden en dorpen ziet men allerhande huizen die zeer bouwvallig zijn en door stellages tegen verval en instorting worden gestut.

De offroadtocht van die dag voerde precies door dit epicentrum van de voormalige aardbeving. Meteen aan het begin van de tocht leidde de route door twee opeenvolgende, in steen gehouwen tunnels. De trail volgde een beek en steeds weer moesten we ons diep in het motorzadel krommen, omdat de takken van de bomen langs de loop van de beek heel laag boven de trail hingen. Na deze zeer avontuurlijke offoadkilometers waren we weer blij dat we konden genieten van het mooiste bergpanorama op de Via di Pontuglia naar San Vito. Wanneer er één regio in Italië is waar het wel het einde van de wereld lijkt – dan is dat hier. Het straatje slingerde zich bij voor een deel extreme stijgingen van 28% de berg omhoog. Hier rijden echt alleen maar bergboeren en nu een paar heel moedige endurorijders uit het Zwarte Woud. Op enig moment bereikten we de top Solenne op een hoogte van bijna 1600 meter en genoten van het uitzicht. De zon stond al laag en zo reden we op steil en zeer grof steenslag terug naar Spoleto en vervolgens door naar Sarnano.

In de late herfst is het weer in de bergen altijd heel wisselvallig. De volgende morgen werden we wakker en ik hoorde de regen al tegen de ruiten kletteren. Dus – nog even lekker omdraaien en verder slapen. Twee uur later – hetzelfde beeld – de regen sloeg onophoudelijk tegen de ramen van het hotel. Maar, een cappuccino en een lekkere Cornetto alla Marmellata wekten niet alleen de levensgeesten, maar geven ook energie. Eén blik op de landkaart was voldoende en we besloten in de richting van de wereldberoemde stad Assisi te vertrekken, die nauwelijks 80 kilometer van Sarnano verwijderd ligt. We hoopten dat het weer ondertussen zou opknappen en we via een interessante offroadtrail van Spello via de Monte Subasio naar Assisi zouden kunnen rijden. En inderdaad, na 50 saaie, koude en natte kilometers tot Spello brak de bewolking en zagen we zelfs hier en daar een paar zonnestralen. De offroadtrack van Spello naar Assisi is als het ware een offroadsnelweg. Een brede, continu omhooglopende, eenvoudig te berijden piste meandert de bergen op. Steeds weer zijn er fantastische uitzichten en al snel zagen we aan de horizon de gewijde plaatsen van het katholieke toerisme: Assisi strekt zich uit op de berghellingen van de Monte Subasio boven de rivieren Topino en Chiascio. Assisi beroemt zich op zijn Romeinse oorsprong, het huidige stadsbeeld heeft zich ontwikkeld in de Middeleeuwen. In het jaar 1000 werd Assisi onafhankelijk. Op dat moment beleefde de stad een buitengewone ontwikkeling die vooral te merken was aan de bouw van kloosters, met name benedictijnenkloosters. Tegenwoordig is Assisi een van de Italiaanse bedevaartsplaatsen, natuurlijk verbonden met Franciscus van Assisi, die in de katholieke kerk als heilige wordt vereerd. In Assisi is ook een verzameling bijzondere kunstwerken te vinden. Het oudste deel van de stad wordt beschermd door een verdedigingsconstructie met in totaal 8 toegangen, die wordt omgeven door een lange en zeer goed bewaard gebleven stadsmuur die eindigt bij de twee kastelen Rocca Maggiore en Rocca Minore. De oude stadskern biedt met haar smalle zijstraatjes en steegjes met trappen steeds weer verrassende gezichten en uitkijkjes. Opnieuw was ik blij dat we in oktober op reis waren. Hoewel het weer allesbehalve mooi was, liepen er best veel toeristen die met grote bussen werden aangevoerd, in deze historische stad rond. Ik wilde me er helemaal geen voorstelling van maken hoe het hier hartje zomer van de toeristen zou wemelen. In een van de zijstraatjes ontdekte ik een authentiek restaurant – Bistrot Monnalisa. De eigenaar wenkte ons opgewekt naar binnen – hij zag aan onze kleding direct dat we motorrijders waren. Trots liet hij ons een foto zien van een grote Moto Guzzi MGX-21 en gaf beteuterd toe dat hij er dat jaar precies 26 kilometer mee gereden had … Hij vertelde dat hij gewoon niet meer tijd had om zich met deze mooie hobby bezig te houden. Hij luisterde jaloers naar onze reisverslagen en kookte een heerlijke linzensoep met worst voor ons. Erg lekker!!!

Het weer bleef goed en zo verlieten we Assisi weer offroad via de Monte Subasio naar Sarnano.

De dagen begonnen op elkaar te lijken. 's Morgens opstaan, dan een prachtige motortocht offroad en onroad door Umbria en Le Marche, vervolgens 's avonds een heerlijke Italiaanse maaltijd met een flesje wijn. Zo zou het leven eeuwig kunnen duren ... Helaas hadden we nog maar twee dagen om een tocht te maken.  We besloten de volgende dag nog een keer een wilde en inspannende offroadtrip naar de twee bergen Monte Martino en Monte Martini te maken. Het hart van elke endurorijder moet in deze streek gewoon sneller gaan kloppen. Na elke bocht in de weg heeft onze lieve Heer een nieuw fenomenaal bergpanorama gecreëerd, dat gewoon ervaren en beleefd moest worden. We werden niet alleen beloond met schitterende uitzichten – helemaal aan het eind van deze tocht stonden we op een bergtop tegenover Assisi en bewonderden de bergwereld van Umbria.

De laatste dag wilden we toch nog een keer naar het Sibillini-gebergte. De avond ervoor had ik een onroadtocht via kleine weggetjes rond de Monti Sibilla voorbereid en in mijn navigatie geladen. We vertrokken de volgende ochtend vroeg in de dichte mist, maar al na enkele kilometers begon de mist op te trekken en reden we met prachtig weer, in de stralende zon en frisse lucht van 5 graden, in dit bikerparadijs naar Fiastra.  Als bekronende afsluiting van de tocht van die dag wilden we de Monte Sibilla met een hoogte van 2100 meter bedwingen. De track begon meteen pittig met veel steile stukken omhoog. Op een hoogte van ca. 1900 meter was het toen gedaan met het terrein ... De weg was waarschijnlijk al sinds jaren weggezakt door een slijk- en gruislawine en kon met grote reisenduro's niet worden bereden. Jammer, ik had graag op de top gestaan die deze regio zijn naam heeft gegeven: de Monte Sibilla.

De voorbije dagen hadden we een stuk van het paradijs leren kennen. Juist in de late herfst bieden Le Marche en Umbria onvergetelijke panorama's. Le Marche is het rijk van tovenares Sibilla, van feeën en magiërs, zo vertelt een oude legende. Voor mij is één ding duidelijk: Le Marche is een magische wereld! De rit naar huis met de auto en de aanhanger, waarin we de motoren weer hadden ingeladen, duurde lang. Milaan – Gotthard – Zürich – en dan weer thuis. In de herfst worden de dagen korter. Ik ben ervan overtuigd dat ik nog lang aan het Sibillini-gebergte zal denken, en er zeker naar zal terugkeren. Tovenares Sibilla heeft vast nog wel de een of andere verrassing voor mij in petto ...

Algemene foto's van Sarnano en Italiaans eten:



Touratech Copyright © 2020